Beschrijving | Voor een windpark zijn verschillende vergunningen nodig, zoals een bouwvergunning, een vergunning voor het afwijken van het bestemmingsplan, een watervergunning, een milieuvergunning (indien een MER is vereist) of een OBM (een omgevingsvergunning beperkte milieutoets, ingeval het gaat om drie of meer turbines maar geen MER is vereist), een natuurbeschermingswetvergunning, een flora- en faunawetontheffing, een aanlegvergunning, een kapvergunning, een inritvergunning of een spoorwegwetvergunning. Een aantal van deze vergunningen is een omgevingsvergunning in de zin van de Wabo. In het kader van de vergunningverlening en de overige besluitvorming kan een coördinatieregeling worden toegepast. Een (omgevings)vergunning is een mogelijk participatie-instrument omdat daaraan onder omstandigheden voorwaarden en voorschriften kunnen worden verbonden die de effecten van een windpark voor de omgeving kunnen mitigeren. Over (de inhoud van) deze voorwaarden kunnen de stakeholders afspraken maken. In het kader van participatie kan worden afgesproken dat de ontwikkelaar met de overheden en de omgeving de concrete bouwplannen afstemt (bijvoorbeeld via een ontwerpatelier) voordat hij een aanvraag indient. |
Aandachtspunten |
|
Wetgeving | Omgevingsvergunning: art. 2.1 Wabo Natuurbeschermingswetvergunning: art. 19d Natuurbeschermingswet 1998 Flora- en faunawetontheffing: art. 60 e.v. Flora- en faunawet, m.n. art. 75. Watervergunning: hoofdstuk 6 Waterwet Coördinatieregeling: art. 3.30 Wet ruimtelijke ordening (Wro) (gemeentelijk), art. 3.33 Wro (provinciaal), art. 3.35 Wro (rijksregeling) en art. 9e en 9f E-wet. |